Nadat Centrum voor Landbouw en Milieu midden jaren tachtig van de vorige eeuw de mineralenbalans had uitgevonden, werden er plannen gesmeed om op een speciaal proefbedrijf volgens dit concept een bedrijfssysteem te ontwikkelen.
Commerciële melkveehouderij die kon voldoen aan de strengste milieueisen wat betreft waterkwaliteit, ammoniakemissie, fosfaatoverschot etc. Toen in 1990 duidelijk werd dat het bedrijf er zou komen, werd gekozen voor de moeilijkst denkbare locatie: in een waterwingebied, met rondom stikstof gevoelige bossen en een zeer lichte zandgrond. ‘Als het hier lukt, kan het overal’, was de gedachte.
Van tevoren was het hele systeem tot in detail doorgerekend. In een dik rapport was becijferd hoeveel gras en mais we zouden oogsten, hoeveel melk de koeien zouden geven, hoeveel nitraat er in het grondwater zou zitten etcetera. In 1991 ging het bedrijf van start op de huidige locatie. In de zomer van 1992 werd het officieel geopend. Toen na vijf jaar het systeem stabiel was, bleek dat aan vrijwel alle verwachtingen en eisen kon worden voldaan. Commercieel boeren en voldoen aan alle milieueisen op lichte zandgrond bleek mogelijk. Maar veel boeren waren nog niet overtuigd.
“Ik zit op heel andere grond”, “mijn bedrijf is veel intensiever”, “jullie zijn ambtenaren met een vast salaris die van alle kanten worden ondersteund, ik moet het alleen doen voor eigen rekening en risico”, waren zo wat geluiden uit de praktijk.